7120 Twee ondeugende kabouters

Van de winter kwam ik twee kabouters tegen op internet. Ik sloeg de beide afbeeldingen op op mijn computer. Vorige week heb ik ze op een regenachtige middag op een stuk mdf – dat ik nog had liggen – nageschilderd. Het zijn wel twee ondeugende kabouters. Wat moet ik daar nou verder mee ? Toen schoot ineens het idee te binnen om ‘mijn assistent’ er een verhaal bij te laten maken, zodat de twee kabouters tot leven werden geroepen.

ChatGPT doopte de twee deugnieten tot Kobus en Fons, de Ondeugende Kabouters.

Er waren eens twee kabouters, Kobus en Fons, die aan de rand van het bos woonden in een paddestoel die al lang niet meer aan de brandveiligheid voldeed. Ze waren goede vrienden, slechte invloed op elkaar, en altijd in voor kattenkwaad.
Op een mooie lenteochtend besloten ze dat het tijd was voor een grap. Niet zomaar een grap, maar eentje die de hele kaboutergemeenschap zou laten gillen van het lachen — of van het ongemak. Beiden waren oké met beide uitkomsten.
“Laten we iets doen met de mensen in het park,” fluisterde Fons, terwijl hij zijn rode muts een tik gaf.
Kobus grijnsde. “Of beter… met hun picknick.”
Ze wachtten tot een gezin zich op een kleed had genesteld, broodjes uitsmeerde, en net de eerste slok limonade nam.
Toen sprong Fons vanachter een boom, klom razendsnel op de picknickmand en riep: “Dames en Heren, aandacht alstublieft!”
Het gezin verstijfde.
Op dat moment draaide Kobus zich om, trok zijn kabouterbroek omlaag en riep:
“De maan komt vroeg vandaag!”
Zijn blote, spierwitte kabouterbillen blonken in het zonlicht als twee glanzende marsepeinbolletjes.

De vader verslikte zich in zijn krentenbol. De kinderen krijsten het uit van het lachen. De moeder gooide een servet over haar hoofd “voor het geval het aanstekelijk was.”
Kobus trok zijn broek weer omhoog en maakte een sierlijke buiging.
“Jij bent gestoord,” gierde Fons terwijl hij van de mand afsprong.
Ze holden samen terug het bos in, waar ze zich achter een omgevallen boom verstopten om hun eigen succes te vieren met een slok paddenstoelenlimonade.
“Volgende keer,” hijgde Kobus, “laat jíj je billen zien.”
Fons grijnsde. “Alleen als we het doen op het gemeentehuisplein.”
En ergens in het bos zuchtte een oude kabouter:
“Vroeger plantten we nog bloemen… nu planten ze trauma’s.”

Tja . . . Kobus en Fons, twee ondeugende kabouters