Vandaag is het 1 november, Allerheiligen
In Nederland is Allerheiligen geen nationale vrije dag, maar wel een verplichte feestdag in de Katholieke Kerk. In 1967 verplaatsten de Nederlandse bisschoppen, de verplichte feestdag naar de eerstvolgende zondag voor of na 1 november.
Als nazaat van het Rijke Roomse Leven zit zo’n dag in mijn geheugen gegrift. Vooral ook omdat destijds op die feestdag, de (lange) Litanie van Alle Heiligen werd gezongen. Ik hoor de melodie nu nog in mijn hoofd.
Hoewel de litanie doet vermoeden dat alle heiligen worden aangeroepen, is het in werkelijkheid een selectie van de belangrijkste heiligen. Het totale aantal heiligen loopt op in de duizenden. Deze heiligen vertegenwoordigen echter wel de belangrijkste categorieën van soorten heiligen. Dit zijn achtereenvolgens: Engelen, Oudtestamentische heiligen, zoals aartsvaders en profeten, Apostelen, Evangelisten, Martelaren, Kerkleraren, Maagden en Ordestichters.
Een naam die genoemd wordt van de bijna 100 heiligen roept altijd een speciale herinnering bij me op. Ik leg dat even uit.
De lagere school waar ik zes jaar lang de lessen gevolgd heb, was een jongensschool waar de onderwijzers allemaal broeder waren. De broeders hadden allen een naam vernoemd naar een heilige. Ik kan me niet alle namen meer herinneren, maar een naam staat me nog zeer helder voor de geest en wel vanwege de volgende gebeurtenis.
De broeders verzorgden ‘s morgens ook de surveillance aan de ‘jongenskant’ bij de mis in de congregatiekapel. Zo ging dat nog in die tijd (1949/1950) Op een gegeven moment moest een van de jongens (ik zal de naam niet noemen) tot de orde geroepen worden door de desbetreffende broeder. Het tot de orde roepen liep volledig uit de hand en de jongen liep de kapel uit. Al snel ging rond dat de broeder de jongen met een naald in de billen geprikt had. In de loop van de dag werd in de verhalen de naald steeds groter.
Toen ik ’s middags weer bij de school aankwam was er een grote toeloop van jongens die allemaal naar een bepaald raam van het klooster (dat naast de jongensschool stond) stonden te turen. Volgens geruchten zou achter dat raam de kamer zijn van de broeder die ’s morgens toezicht hield in de kapel. We hebben de desbetreffende broeder nooit meer gezien. Het gerucht ging dat hij was opgenomen in de psychiatrische inrichting in Handel.
De herinnering komt elke keer weer naar boven als de litanie van alle heiligen gezongen of gebeden wordt en de naam van de heilige genoemd wordt, die een van de broeders dus gekozen had.
Het eventuele incident met de naald heb ik destijds niet gezien, maar de commotie rond de jongen in de kapel zag ik wel. De gebeurtenis en de geruchten dwalen zoals hier boven beschreven ook vandaag weer rond in mijn geheugen, vandaag op Allerheiligen