‘Ik stuur je naar de kaakchirurg. Er zit een ontsteking’, zei de tandarts zeven maanden geleden tegen me.
‘Wat doet die dan?’, vroeg ik.
‘Hij klapt het open en verwijdert de oorzaak van de ontsteking’, was het antwoord.
Nadat ik wat later thuis de zeer korte verwijsbrief ontcijferd had, wist ik dat er waarschijnlijk een klein stukje bot (een sequester) bij een voormalige behandeling was achter gebleven. Ik had overigens nergens last van.
Dinsdag kon ik eindelijk in het ziekenhuis bij de kaakchirurg terecht. Ik was niet de enige die daar zijn opwachting maakte. Ik had een afspraak om 15.10 uur en ik was pas om 17.45 uur weer thuis. De meeste tijd had ik moeten wachten, wachten en nog eens wachten
Hoe de kaakchirurg de restantjes (die hij me na de behandeling liet zien) precies heeft verwijderd, weet ik niet. Maar er is flink geschraapt. Af en toe had ik het idee dat hij ‘alles’ uit mijn mond wilde trekken.
Met pijnstillers en spoelmiddel bij de hand zit ik nu met een bovenlip die flink opgezwollen is achter mijn computer. Ik heb verder niet zo heel veel last nadat ik een pijnstiller genomen heb.
Ik mag voorlopig niet tillen, bukken en sporten. Dat laatste is wel wat vervelend met het mooie lenteweer in aantocht.
Tja . . . Ik moet mijn geplande wandelingen uitstellen. Tandarts en kaakchirurg gooien roet in het eten.