Toen ik van de week op en neer naar Nistelrode liep dwaalden mijn gedachten af naar vroeger. Naar de tijd toen ik tiener was en zondagsmiddags vanuit de kostschool in een rij ‘moesten’ wandelen. Voorop een surveillant en de rij sloot af met een surveillant. We hadden absoluut geen idee waar we naar toeliepen. We liepen als makke schappen achter elkaar aan. Heen en terug.
Wat later mochten/moesten we in groepjes van vier zelf een route kiezen. Met wie je ging lopen werd van bovenaf bepaald en één van de vier werd aangesteld als ‘leider’. Deze diende zich bij terugkomst te melden bij de directeur.
Het is waarschijnlijk bovenstaande werkwijze geweest dat ik een godsgruwelijke hekel aan wandelen heb gekregen. Ik vertelde laatst tegen mijn kleinkinderen, dat oma mij – toen we pas getrouwd waren – met nog geen stok uit de deur kreeg om te gaan wandelen.
Maar . . . ’t tij kan keren. De laatste jaren hebben mijn vrouw en ik vele , vele kilometers gelopen, allerlei routes in ons land hebben we doorkruist.
Toen ik vrijdag weer thuis was van mijn wandelroute op en neer naar Nistelrode kroop ik achter mijn computer en gaf ‘mijn trouwe assistent’ de opdracht een bericht te schrijven voor Menne Weblog over dat verwonderlijke verschijnsel: van anti wandelen naar een fervente wandelaar.
Lees hier onder het resultaat:
Als er vroeger iets was waar ik een gloeiende hekel aan had, dan was het wandelen. Niet het gezellige ‘laten we een blokje om’ soort wandelen, maar het verplicht collectief slenteren op kostschool. Onder het mom van ‘gezond en verfrissend’ werden we als een stelletje tegenstribbelende ganzen naar buiten gestuurd. Regen? Geen excuus. Koude wind? Ook pech. Het enige uitzicht was de rug van degene voor je en de wetenschap dat het pas ophield als de leiding het goed vond.
Jarenlang heb ik daarna een strikt anti-wandelbeleid gevoerd. Ik koos fietsen boven lopen en als iemand enthousiast voorstelde om ‘lekker even te gaan lopen’, keek ik hen aan alsof ze een misdaad begaan hadden.
En nu? Nu ga ik vrijwillig de Camino lopen. Vele, vele kilometers. Met een rugzak. Uit vrije wil. Ik weet niet of dit een late vorm van Stockholm-syndroom is of gewoon een teken van ouderdom, maar ik heb ineens zin in de stilte, het ritme van mijn eigen stappen en—laten we eerlijk zijn—de beloning aan het einde van de dag: een goed bord eten en een pilsje. Sommige dingen veranderen nu eenmaal. Gelukkig maar.
Tja . . . Van wandelhaat naar pelgrimstocht