Het voorval dat ik op blz.15 beschrijf in mijn boek ‘Witte gè dè nog?’ is binnen onze familie algemeen bekend.
.
. . . . ‘De winter van 1947 was streng en koud. Tante Sjaan hield toen het huishouden gaande, terwijl mijn moeder in het kraambed lag. Uiteraard moest mijn moeder af en toe ook naar het toilet, maar vanwege de kou kon deze niet naar buiten naar de poepdoos en deed ze haar behoeften op een po. Tante Sjaan vond het toen ook te koud om de inhoud van de po naar de poepdoos te brengen en opende de achterdeur en gooide de inhoud van de po zo de tuin in. De drol bleef hangen op een tak van de prachtige zilverden. Omdat het dagen achtereen flink vroor is die drol nog vele dagen zichtbaar geweest. “. . . .
.
Waarom vandaag dit voorval met drol en zilverden aangehaald, zullen jullie je afvragen.
.
Een tijdje geleden zag ik bij mijn zwager een prachtige zilverspar in pot staan van ongeveer een kleine meter hoog. De prachtige zilverden (wij noemden hem destijds altijd den in plaats van spar) van vele meters hoog in de achtertuin van mijn geboortehuis kwam in een flashback weer in mijn gedachten. Uiteraard ook het voorval in de winter van 1947 schoot door mijn gedachten.
Ik vroeg mijn zwager wat ie moest kosten. We kwamen voor de zilverspar en pot een prijs overeen en gisteren verhuisde de spar, de den naar onze achtertuin.
.
Tja . . . de zilverspar zal mij steeds herinneren aan mijn mooie jeugdjaren in mijn geboortehuis met die zeer grote achtertuin waar een mooie grote zilverden stond. Een zilverden, die eigenlijk een zilverspar was

Zilverden (Picea pungens 'Koster')
Deze cultivar is de oudste en bekendste van de blauwe sparren. In de volksmond gekend als zilverden, alhoewel het een spar is (de echte zilverden is de Abies concolor).